PAPENSLAG (van onze verslaggever te velde) – Met het stilvallen van de avondklok op 28 april kwam ook aan de maandenlange astronomische stilte op Papenslag een eind: eindelijk kon weer eens als vanouds een sterrenkundige waarneemactie op touw worden gezet. Het wachten was nog op een heldere nacht. Die deed zich voor op 7 mei.
Vier van de vijf RLG-ers kwamen opdagen: Paul (in tweevoud), Marten (1x) en de auteur (1x), samen dus 4 man, voor wie goed heeft meegerekend. Buiten de RLG-leden waren overigens nog enkele waarnemers ter plekke, waarbij uw verslaggever de tel is kwijtgeraakt. Alles coronaproof – Papenslag biedt immers ruimte genoeg om lichtjaren afstand te houden.
Omdat maan noch planeten het de moeite vonden te verschijnen, werd het een typische deepskynacht. Er stond weinig wind en na het oplossen van de laatste cumuluswolkjes was het helder. Toen de astronomische duisternis zo tegen middernacht zich van het zwerk meester had gemaakt, wees de SQM zelfs 21.0 aan. Dat hebben we hier nog niet zo heel vaak gemeten.
Afgezien van een luidruchtig nachtelijk vogelconcert – wulpen, kieviten, waterhoenderen en kwartels lieten zich uitgebreid horen – was er weinig lenteachtigs te bespeuren aan deze meinacht. Het was behoorlijk fris en de ene waarnemer was daar beter op voorbereid dan de ander. Zonder twijfel was Paul C. in zijn koningsblauwe space suit het beste tegen de kosmische kilte opgewassen.
Na het uitladen en opstellen van het instrumentarium en het uitwisselen van alle coronanieuwtjes aan een snel opgetuigde koffietafel werd het tijd voor het serieuze werk.
Het eerste object dat waargenomen werd was niet de voor dit seizoen gebruikelijke Uil- of Draaikolknevel maar een verse lichting nieuwe satellieten van Elon Musks Spacejunk project, dat in een rijtje van noord naar zuid over het nachtelijk uitspansel trok. En dat terwijl een Chinese rakettrap de daaropvolgende dag elk moment op een nog onbekende plek op aarde zou neerploffen. Er vindt momenteel een betreurenswaardige ruimtewedloop plaats om wie het meeste schroot in een baan om de aarde weet te brengen.
Terug naar het ambacht. In een ommezien stond een Orion Optics 12 duims dobson opgesteld, waarvan de auteur niet heeft kunnen vaststellen of en zo ja hoeveel M- en NGC-objecten deze avond door dit formidabele instrument de revue zijn gepasseerd.
Paul C. had een voor zijn doen bescheiden instrumentarium meegebracht: een aan een laptop verbonden Canon EOS camera met Sigma 135mm telelens via 3d-geprinte buisringen op een Skywatcher Star Adventurer. De verslaggever had een vergelijkbare setup: een Canon 135mm telelens met een Starlight SXV-H9 CCD camera op een iOptron Skyguider Pro montering. Bij gebrek aan spectaculaire emissienevels in dit jaargetijde, hadden we beiden onze zinnen gezet op hetzelfde obscure reflectieneveltje in Cepheus, NGC7073 alias de Irisnevel.
Het was een tamelijk vochtige nacht en aanvankelijk scoorden de beeldschermen van de laptops meer dauwdruppels dan fotonen uit de kosmos. De Irisnevel bleek een taaie tegenstander en eenmaal gevonden liet deze – bij gebrek aan elektronische besturing bij deze kleine monteringen – zich niet zomaar even met kleumende vingers naar het beeldmidden verplaatsen.
Toen rond 1:30 de eerste subs waren geschoten en tegelijkertijd de eerste wolkjes vanuit het zuiden de naderende depressie van morgen aankondigden, werd het tijd om in te pakken. Het ondertussen bedauwde instrumentarium werd ontmanteld en verdween in de kofferbak. De ruiten van het wagenpark werden van ijs ontdaan alvorens een ieder zich over de nachtelijke landwegjes huiswaarts spoedde, hopelijk met genoeg data op op de usb-stick voor een toonbaar plaatje.